Geloofspunten
Wat geloven wij?
Joodse context
Wij geloven, dat wij het Woord van G'd alleen maar ten volle kunnen begrijpen als wij het lezen in de oorspronkelijke Joodse context en daarvoor noodzakelijkerwijs onze Griekse bril opzij moeten leggen evenals alle belemmerende kerkelijke tradities en dogma’s.
Éénheid van G'd
Wij geloven niet in een soort drie-eenheid op de manier zoals die door sommige kerkgenootschappen wordt gepresenteerd, want dat kan soms zo over komen alsof er sprake zou zijn van drie aparte goden. Natuurlijk geloven christenen niet in drie goden, maar als Maria vereerd wordt als de moeder van G'd, dan begrijpt u wel wat ik bedoel. Zie hiervoor de bijbelstudie nr. 001. Wij belijden derhalve samen met alle Joden door de eeuwen heen: “G’d is één!”, toch op grond van de geschriften geloven wij niet in een absolute, maar in een samengestelde éénheid van Vader, Zoon en Heilige Geest. Wij spreken dus over het G’ddelijk Wezen bestaande uit drie verschillende verschijningsvormen ofwel drie entiteiten in plaats van drie afzonderlijke personen. Elk van hen heeft wel zijn eigen functie, maar is niet compleet zonder de andere twee, wants slechts alle drie entiteiten bij elkaar vormen pas de éénheid die wij in het Sh’ma Yisrael belijden. G’d heeft de mens geschapen naar Zijn beeld, naar Zijn gelijkenis, bestaande uit dezelfde drie componenten als Hijzelf, namelijk: Ziel, Geest en Lichaam! Niemand van ons zou beweren dat de Eeuwige ons mensen geschapen heeft als wezens die uit drie verschillende personen zijn samengesteld, maar een ieder van ons, u en ik, heeft een ziel, een geest en een lichaam. G’d als samengestelde éénheid van Ziel (het g’ddelijke Brein, de Vader), Lichaam (het vleesgeworden Woord, de Zoon, Yeshua) en Geest (de Heilige Geest) heeft alles geschapen. G’d heeft niet alleen een Geest, Hij is ook zelf Geest, gelijk geschreven staat: "G’d is Geest en wie Hem aanbidden, moeten aanbidden in Geest en in waarheid!" (Johannes 4:24). - “En de Geest is het, die getuigt, omdat de Geest de waarheid is!” (1 Johannes] 5:6). Yeshua zegt: “Ik ben de Weg en de Waarheid en het Leven; niemand komt tot de Vader dan door Mij!” (Johannes 14:6), “Ik en de Vader zijn één!” (Johannes 10:30) en “Wie Mij heeft gezien, heeft de Vader gezien!" (Johannes 14:9). Ik denk dat hierin prachtig het verschil zichtbaar wordt tussen de G'ddelijke samengestelde éénheid en de menselijke: de mens heeft een lichaam, hij heeft een ziel en hij heeft een geest, maar G'd ís de Geest, Hij ís de Ziel en Hij ís het Lichaam. De trinitarische structuur van de Eeuwige zien wij overigens niet alleen in B’rit haChadasha [het Nieuwe Testament], maar ook in TeNaCH [het z.g. Oude Testament], want ook daar komen we de drie vormen van het G’ddelijk Wezen tegen, namelijk als de Onzienlijke, die geen mens kan zien en leven. Hij is degene, die wij kennen als onze hemelse Vader. Ook Ruach haQodesh [de Heilige Geest] wordt in de boeken van TeNaCH reeds vanaf het scheppingsverhaal genoemd. En als wij de verhalen lezen, waarin de Eeuwige in menselijke gedaante aan o.a. Av’raham [Abraham], Ya’aqov [Jakob] en Manoach (de vader van Shim’shon) is verschenen, dan kan dit alleen maar Yeshua geweest zijn, het vleesgeworden Woord, en dus niet Zijn Vader, de Onzienlijke, want zowel Ya’aqov alsook Manoach zeiden achteraf: “Ik heb G’d gezien en ik leef!!!” En wat Av’raham betreft, heeft Yeshua zelf gezegd dat Hij het was die hem ontmoette: “Uw vader Av’raham heeft zich erop verheugd Mijn dag te zien en hij heeft die gezien en zich verblijd. De Joden dan zeiden tot Hem: Gij zijt nog geen vijftig jaar en hebt Gij Av’raham gezien? Yeshua zeide tot hen: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Eer Av’raham was, ben Ik!” (Johannes 8:56-58). Zo getuigt de hele Bijbel van de éne G’d die alleen op trinitarische wijze begrepen kan worden.
Joodse identiteit van de Gemeente
Het christendom is een eigen leven gaan leiden, dat gebaseerd is op het Griekse denken met alle gevolgen van dien. Het is echter nooit de bedoeling van Yeshua en Zijn apostelen geweest om een nieuwe religie te stichten, los van het Jodendom! G'd is immers onveranderlijk, en onze G'd is de G'd van Israël! Dat moeten wij ons altijd voor ogen houden! De Bijbel is een Joods boek van kaft tot kaft, want ook het Nieuwe Testament is geschreven door Joden! De eerste gemeente was Joods, de Messias is Joods en zowel de 12 apostelen alsook de 72 eerste discipelen waren Joods. Zowel het Oude Verbond alsook het Nieuwe Verbond zijn beiden gesloten met het huis van Israël en het huis van Juda (Jeremia 31:31-34). Heidenen die in G'd geloven en de Messias hebben aangenomen als Heer en Verlosser, worden als wilde loten geënt op de edele olijfboom Israël (Romeinen 11:11-24), maar zij moeten eerst losgekapt worden van hun eigen heidense kerstboom (Jeremia 10:2-4). Heidenen verkrijgen door het geloof het burgerrecht van Israël en zij mogen mede-erfgenamen worden. (Efezen 2:11-22). Maar let wel: zij worden bijgevoegde mede-erfgenamen, maar de natuurlijke erfgenamen zijn nog steeds de gelovige Joden!
De naam Yeshua
Wij zijn van mening, dat de engel Hebreeuws of Aramees sprak, toen hij aan Jozef (Mattheüs 1:21) en Maria (Lucas 1:31) de naam van G'ds Zoon bekend maakte, en niet Grieks. Wij gaan er dus van uit, dat Hij de Hebreeuwse naam Yeshua noemde en niet de Griekse variant Jezus! Zie hiervoor de bijbelstudie nr. 002. Bovendien lijkt het ons zeer onwaarschijnlijk dat het G'ds bedoeling geweest zou zijn dat Zijn Zoon een Griekse naam zou dragen, want anders zou Hij wel in Griekenland of in Klein-Azië zijn geboren. Maar Yeshua werd in Israël geboren in dezelfde stad als koning David, Hij leefde als orthodoxe Jood en zal eens in Israël terugkomen als Koning der Joden! De Naam boven alle naam is derhalve niet Jezus Christus, maar Yeshua haMashiach: “want er is ook onder de hemel geen andere naam aan de mensen gegeven, waardoor wij moeten behouden worden!" (Handelingen 4:12).
De Tien Geboden
Wij geloven dat de tien geboden voor alle gelovigen nog steeds van toepassing zijn, inclusief het vierde gebod betreffende de sabbatsheiliging! Zie hiervoor de bijbelstudies nr. 005 en 006. G'd is gisteren, heden en in de toekomst dezelfde en Zijn wil is onveranderlijk! G’d veranderd niet en Zijn geboden ook niet! Nergens in de hele Bijbel staat geschreven, dat G'd van gedachte zou zijn veranderd en dat Hij de sabbatsrust zou hebben verplaatst van de zevende dag (zaterdag) naar de eerste dag (zondag). Wie dus zegt een gelovige te zijn en geheel in overeenstemming met de tien geboden wil leven, maar de Shabat niet heiligt omdat hij door zijn kerk is opgevoed om dit op zondag te doen, verstoot dus zonder het misschien zelf te beseffen tegen het vierde gebod, en dat is een ernstige zaak, want er staat in Jacobus 2:10 geschreven: "Wie de gehele wet houdt, maar op één punt struikelt, is schuldig geworden aan alle geboden." En al die geboden zijn nog steeds van kracht, daar komen wij echt niet onderuit, want in 1 Johannes 2:3-6 lezen wij duidelijk: "En hieraan onderkennen wij, dat wij Hem kennen: indien wij Zijn geboden bewaren. Wie zegt: Ik ken Hem, en Zijn geboden niet bewaart, is een leugenaar en in die is de waarheid niet..." - Dat geldt dus voor alle geboden, inclusief het vierde gebod: "Onderhoud de sabbatdag, dat gij die heiligt, zoals de Eeuwige, uw G'd, u geboden heeft. Zes dagen zult gij arbeiden en al uw werk doen, maar de zevende dag is de Shabat van de Eeuwige, uw G'd!" (Deuteronomium 5:12-13)
De Wil van de Vader
Wij geloven dat wij door de wet alléén niet kunnen worden behouden omdat de ware behoudenis uitsluitend door het offer van Yeshua tot stand kan worden gebracht, maar dat de wet evengoed onverminderd van kracht blijft tot in alle eeuwigheid omdat er geschreven staat dat het een altoosdurende inzetting is! Het is waar: wij staan niet onder de wet, maar wij staan ook niet boven de wet! Wij zijn niet onder de wet, maar ook niet zonder de wet, want anders zouden wij wetteloos zijn! In al Zijn liefde verwacht onze hemelse Vader nog steeds gehoorzaamheid van Zijn kinderen, zoals elke vader dat doet! Deze indringende boodschap gaf ook Zijn Zoon Yeshua keer op keer door aan ons. Yeshua benadrukte in Mattheüs 19:17 zelfs, dat het houden van de wet naast het geloof in Hem een absolute voorwaarde is om het Koninkrijk der hemelen binnen te mogen gaan: "Indien gij het leven wilt binnengaan, onderhoudt de geboden!" en ook Johannes 3:36 leert ons, dat geloof en gehoorzaamheid onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn: “Wie in de Zoon gelooft, heeft eeuwig leven; doch wie aan de Zoon ongehoorzaam is, zal het leven niet zien, maar de toorn G’ds blijft op hem!” Yeshua heeft zelf gezegd: “Niet een ieder, die tot Mij zegt: ‘Here, Here’, zal het Koninkrijk der hemelen binnengaan, maar wie doet de wil Mijns Vaders, die in de hemelen is!” (Matthéüs 7:21). Hoe weten wij wat de wil van Zijn Vader is? Door het lezen en niet door het negeren van Zijn wet, want de wil van de Vader staat heel gedetailleerd in Zijn wet omschreven! Het is dus echt letterlijk levensgevaarlijk om zichzelf en vooral ook anderen wijs te maken dat de Tora ofwel de wet zoals zij door de christenen wordt genoemd, afgeschaft, ontbonden of buiten werking gesteld zou zijn door Yeshua. Hij zelf zegt, dat dit absoluut niet zo is en Hij geeft de indringende waarschuwing om deze verkeerde gedachte beslist los te laten: “Meent niet, dat Ik gekomen ben om de wet of de profeten te ontbinden; Ik ben niet gekomen om te ontbinden, maar om te vervullen. Want voorwaar, Ik zeg u: Eer de hemel en de aarde vergaat, zal er niet één jota of één tittel vergaan van de wet, eer alles zal zijn geschied. Wie dan een van de kleinste dezer geboden ontbindt en de mensen zo leert, zal zeer klein heten in het Koninkrijk der hemelen; doch wie ze doet en leert, die zal groot heten in het Koninkrijk der hemelen. Want Ik zeg u: Indien uw gerechtigheid niet overvloedig is, meer dan die der schriftgeleerden en Farizeeën, zult gij het Koninkrijk der hemelen voorzeker niet binnengaan!” (Matthéüs 5:17-20). Yeshua heeft ons dus gezegd dat wij ons echt niet in het hoofd moeten halen om ook maar één van de kleinste geboden te laten vervallen. - Ondanks deze overduidelijke waarschuwing van niemand anders dan Yeshua zelf zijn er toch nog talrijke kerken waar geleerd wordt, dat wij volgens Paulus vrij zouden zijn van de wet en de geboden, die doorgaans gezien worden als een slavenjuk. Maar het is juist diezelfde Paulus, die in Romeinen 7:12 precies het tegenovergestelde geschreven heeft: “Zo is dan de wet heilig, en ook het gebod is heilig en rechtvaardig en goed.” Als Paulus schrijft, dat wij niet meer onder de wet zijn, dan bedoelt hij daarmee, dat de wet niet meer tégen ons is als wij door Yeshua vergeving en verlossing hebben ontvangen (Kolossenzen 2:13-14), maar daarmee heeft de wet zijn geldigheid nog niet verloren! Laten wij ons dus niet wijsmaken dat G’d alles door de vingers ziet omdat wij ‘niet meer onder wet maar onder de genade leven’. Genade is namelijk geen vrijbrief om dan maar niet meer te doen wat G’d van ons vraagt of om juist dat te doen wat Hij verboden heeft. Onder het motto “Wij zijn toch vrij van de wet” eet men nu rustig bloedworst (zie voor “het onthouden van bloed”: Handelingen 15:20 en 29, Handelingen 21:25) en varkensvlees terwijl G’d het toch echt wel verboden heeft, men viert heidense feestdagen inclusief de daarbij horende heidense symbolen zoals de kerstboom in de kerk (zie voor “het onthouden van wat door de afgoden bezoedeld is”: Handelingen 15:20 en 29, Handelingen 21:25). terwijl men de Bijbelse feestdagen volledig negeert, men heiligt de heidense zondag in plaats van de door G’d zelf opgedragen Shabat en heeft ook nog het lef om Zijn zegen hierover te vragen. Zo zijn er helaas nog steeds talrijke gelovigen die wel deel uitmaken van de gemeente en dus van het huis G’ds, maar die niet gehoorzaam zijn aan de wil van de Vader, die Hij door Zijn Tora [wet] en door de woorden van Zijn Zoon Yeshua aan ons heeft bekend gemaakt. Laten wij G’ds woord dus serieus nemen, naar vermogen doen wat Hij van ons vraagt en anderen daartoe aansporen, opdat de woorden van Yeshua in Mattheüs 7:22-23 niet op ons zullen slaan: "Velen zullen te dien dage tot Mij zeggen: Here, Here, hebben wij niet in uw naam geprofeteerd en in uw naam boze geesten uitgedreven en in uw naam vele krachten gedaan? En dan zal Ik hun openlijk zeggen: Ik heb u nooit gekend; gaat weg van Mij, gij werkers der wetteloosheid!"
De bijbelse feestdagen
Wij zijn van mening dat de bijbelse feestdagen zoals o.a. Pesach [Pasen], Shavuot [Pinksteren], Rosh haShana [Bazuinenfeest] en Yom Kipur [Grote Verzoendag] nog steeds door alle gelovigen gevierd dienen te worden, want het zijn altoosdurende inzettingen voor de Israëlieten en de heidenen in hun midden (dat zijn dus de gelovigen uit de volken die geënt zijn op de edele olijfboom!). Zie hiervoor de bijbelstudies nr. 061 t/m 077. Men zegt ten onrechte dat dit “Joodse feesten” zijn, terwijl er nadrukkelijk in de Bijbel staat: “De Eeuwige sprak tot Mozes: Spreek tot de Israëlieten en zeg tot hen: De feesttijden des HEREN, die gij zult uitroepen als heilige samenkomsten, zijn Mijn feesttijden!” Het zijn dus geen Joodse feesten, maar G’ds feesten met een grote profetische lading, die allen rechtstreeks naar Yeshua wijzen en de data waarop zij worden gevierd zijn gebaseerd op G’ds kalender! Het christendom heeft G’ds feesten echter niet alleen grotendeels afgeschaft en vervangen, maar wat ervan overbleef zelfs gekoppeld aan heidense afgodische feesten, zowel wat de tradities en rituelen betreft, alsook de data waarop ze gevierd worden. Daarmee werd niet alleen geestelijke hoererij gepleegd, maar werd ook gekozen voor de heidense kalender waar elke maand en dag de naam van een afgod draagt en werd de indeling van het jaar zoals de Eeuwige in Zijn woord aan de gelovigen heeft opgedragen, bewust losgelaten. Wij vieren echter de Bijbelse feesten met een Messiaanse invulling en zetten ons ervoor in om ook onze broeders en zusters dwars door de kerken heen daartoe te stimuleren en terug te keren naar G’ds woord en G’ds kalender, terug naar de Joodse wortels van ons geloof.
Vrouwen in de bediening
Op grond van G’ds Woord zijn wij van mening dat het vrouwen niet toegestaan is om de gemeente gezaghebbend te onderwijzen en daarom vinden wij vrouwelijke voorgangers en vrouwelijke rabbijnen onbijbels. Zie hiervoor de bijbelstudies nr. 057 en 058. Natuurlijk zijn man en vrouw voor G’d gelijk, maar dat wil nog niet zeggen, dat de vrouwen zowel in het gezin alsook in de gemeente dezelfde plaats innemen als de mannen. Zij zijn wel gelijkwaardig aan elkaar, maar daarom nog niet elkaars gelijken! Heel duidelijk staat er dat de vrouwen niet mogen spreken in de samenkomst: “Zoals in alle gemeenten der heiligen moeten de vrouwen in de gemeenten zwijgen; want het is haar niet vergund te spreken, maar zij moeten ondergeschikt blijven, zoals ook de Tora zegt. En als zij iets willen te weten komen, moeten zij thuis haar mannen om opheldering vragen; want het staat lelijk voor een vrouw te spreken in de gemeente.” (1 Korinthiërs 14:34-35). Dit betekent echter niet, dat de vrouw op geen enkele wijze zou mogen onderwijzen, want natuurlijk mag een vrouw wel een zusterkring leiden en kinderwerk doen, maar het spreken waarover het hier gaat, is in de zin van prediken of het uitleggen van de Schrift in de gemeentesamenkomst, wat gelijkstaat met leren, hetgeen niet overeenkomt met haar staat van ondergeschiktheid. Een leraar heeft namelijk in bepaald opzicht macht over anderen, en juist dat is aan de vrouw over de man niet geoorloofd. Daarom kan haar niet toegestaan worden om in een samenkomst te onderwijzen. Deze ondergeschiktheid is geen uitvinding van Paulus, want hij beroept zich hiervoor op de Tora. Zijn toevoeging: ‘Zoals ook de wet zegt’ verwijst naar Genesis 3, waar nadrukkelijk vermeld staat dat de vrouw met de scheppingsorde door G’d onder de man gesteld is en daarom komt het haar in de gemeente niet toe om gezaghebbend te onderwijzen. Dit verbod is niet gegrond op een cultuur- of tijdbepaalde gewoonte, maar op de door de Schepper zelf ingestelde orde en daarom schrijft Paulus later opnieuw: “Een vrouw moet zich rustig, in alle onderdanigheid, laten onderrichten, maar ik sta niet toe, dat een vrouw onderricht geeft of gezag over de man heeft; zij moet zich rustig houden.” (1 Timotheüs 2:11-12). Wij zijn ons terdege van bewust dat degene die in deze moderne tijd hardop durft te verkondigen het hierbij met Paulus volstrekt eens te zijn, zich niet geliefd maakt bij hen die vinden dat dit soort verzen achterhaald en uit de tijd zijn. En toch willen wij ook in dit opzicht G’d meer gehoorzamen dan de mensen.
Hoofdbedekking
Wij proberen ons zoveel mogelijk aan G’ds Woord te houden en dragen daarom ook een hoofdbedekking (mannen een kipa en vrouwen een sjaal) in de samenkomst (zie hiervoor de bijbelstudie nr. 030).
Afkeuren van onbijbelse praktijken
Wij keuren menselijke inzettingen af zoals o.a. rabbijnse tradities die gebaseerd zijn op de talmud of kabbala en onbijbelse praktijken zoals het dansen met vlaggetjes, spreken in tongen (dat niet hetzelfde is als de bijbelse gave van het spreken in vreemde talen) en vallen in de geest. Zie hiervoor de bijbelstudies nr. 018 t/m 023. Deze onbijbelse evangelische geloofsuitingen vinden wij in onze Messiasbelijdende samenkomsten volstrekt onaanvaardbaar evenals het niet dragen van een hoofdbedekking bij het uitvoeren van een religieuze handeling.
Maak jouw eigen website met JouwWeb